Anton Pieck: zijn werk

Het valt op hoe vroeg Pieck er in slaagde een eigen stijl te ontwikkelen. Een stijl die hem geliefd maakte bij een miljoenenpubliek in binnen- en buitenland, zonder dat hij daar overigens op uit was. Integendeel: hij tekende en schilderde naar eigen inzicht. Het verbaasde hem iedere keer weer dat de belangstelling voor zijn werk zo groot was en met de dag groeide.

Grafisch werk

In het begin van zijn artistieke loopbaan – tot ongeveer 1930 – stond Pieck bekend als een begaafd graficus. Zijn etsen, gravures, droge naalden, houtsneden en lithografieën trokken niet alleen de aandacht van kunstkenners en vakgenoten, maar ook van het publiek. Tientallen jaren drukte Pieck zijn etsen, gravures en droge naalden af op een imposante, 2 meter hoge en 1500 kg zware pers, die hij op 20-jarige leeftijd heeft aangekocht.  Een zwaar karwei dat hij vaak samen met zijn vrouw Jo van Poelvoorde uitvoerde.

Zijn tweede houtsnede “Vier Kippen” (1918) heeft hij honderden keren moeten afdrukken om aan de vraag te kunnen voldoen. Nog steeds is er vraag naar dit werk.

Het ‘Putje te Assisi’, dat model stond voor de put op het binnenplaatsje tussen het Voermanmuseum en het Anton Pieck Museum, is één van de laatste houtsneden die hij maakte (1930).

Anton Pieck werkte met zijn etsen in allerlei formaten, van klein tot groot. De kleine prenten zijn beslist niet ‘kinderachtig’ (zoals schilders dat plegen te noemen). De grote werken zijn stuk voor stuk goed doorwerkt.

Zijn ex libris (eigendomkenmerk) en geboortekaartjes werden eerst uitsluitend gemaakt voor eigen gebruik, maar later ook voor vrienden en kennissen. De belangstelling én de wensen van de opdrachtgevers vormden keer op keer een uitdaging voor het maken van kleingrafiek (gebruiks- en gelegenheidsgrafiek).

Kalenderplaten

In 1913 verscheen de eerste Pieck-kalender. Een kalender met ornamentele versieringen op het voorblad en op de maandbladen. Een simpele opzet, die uitgroeide tot de overbekende kleurplaten met een vignet tussen het calendarium.

De onderwerpen liepen uiteen van stadsgezichten en oude gebouwen tot fantasievolle, romantische taferelen uit een verbeeld verleden. Taferelen waarin Pieck een eigen wereld schiep: idyllisch en veelal met een fijn gevoel voor humor. Een plezier om naar te kijken.

Herfst en winter waren hem liever dan lente en zomer. Het aantal ijsgezichten, vol bedrijvige mensjes op schaats en slee, is indrukwekkend. Evenals de 17e-eeuwse schilder Avercamp had Pieck een voorliefde voor anekdotische voorvallen. Pieck’s geschilderde ‘verhaal’ was opgebouwd uit vele kleine verhaaltjes. Zijn belangstelling was echter breder dan die van zijn 17e-eeuwse collega.

Anton Pieck heeft voor diverse bedrijven speciale kalenderplaten getekend. Aan de kalenderplaat voor de firma Calvé is een bijzonder verhaal verbonden. De firma Calvé vroeg Anton Pieck voor 1950 een kalender te maken met platen uit de bakkerswereld. Het moesten vier platen worden, voor elk kwartaal één. Toen deze platen klaar waren, vond te firma het zo jammer de platen kleiner af te drukken, dat besloten werd de platen in in groter formaat af te drukken en één kleurtekening per jaar te gebruiken. Dat leverde dus vier jaar een speciale kalender op. Daarna heeft Anton Pieck nog vijf platen gemaakt, zodat van 1950 tot 1959 vele winkeliers verblijd werden met een fraaie prent, die nu nog in menig bakkerswinkel ingelijst te bewonderen is.
Afgelopen jaar (2019) is hier een tijdelijke tentoonstelling aan geweid, met unieke samenwerking tussen het Nederlands Bakkerijmuseum en het Anton Pieck Museum, met geleende originele werken die nog steeds in het bezit zijn van het moeder bedrijf van Calvé, Unilever.

Pieck en de Bakkersromantiek

Illustraties

Voor en na de Tweede Wereldoorlog heeft Anton Pieck een drietal kalenders voorzien van kleur- en zwart-wit platen bij de verhalen uit de Camera Obscura van Hildebrand (pseudoniem van Nicolaas Beets). Een boekenuitgave met Piecks illustraties is nooit verschenen. Wel illustreerde Pieck een paar honderd andere boekwerken. Soms met een enkele illustratie, meestal met een serie.

Zijn debuut als illustrator maakte Pieck in 1920, toen hij op verzoek van de Vlaamse auteur Felix Timmermans de feestelijke tiende druk van ‘Pallieter’ van een aantal zwart-wit prentjes voorzag. Midden jaren twintig maakte hij definitief naam als illustrator met zijn prachtige platen in het tijdschrift voor de jeugd ‘Zonneschijn’. Een uitgave waaraan ook Rie Cramer meewerkte.

Verzoeken van uitgevers stroomden binnen. Pieck kon zich de luxe veroorloven te kiezen waar hij zin in had; hetgeen hij zijn hele leven gedaan heeft.

Anton Pieck werkte niet alleen voor de jeugd, ook voor volwassenen verluchtigde hij romans, (kerst-)verhalen, reisverslagen, geschiedkundige en godsdienstige geschriften en tal van andere werken.

Uit de vele door Pieck geïllustreerde boeken noemen we slechts enkele: ‘De liederen van Franz Schubert’ (1937), Vondels ‘Gysbrecht van Aemstel’ (1937), de ‘Sprookjes van Grimm'(1940) en de volledige uitgave van de ‘Verhalen uit 1001 Nacht’ (zestien delen in acht banden) waaraan hij van 1943 tot 1956 heeft gewerkt. Daarnaast illustreerde Pieck onder meer ‘Niels Holgersson’s wonderbare reis’ en ‘Gösta Berling’ van de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf, de Gulbranssen trilogie en de ‘Christmas Carol’. Ook in de Engelse uitgave van Dickens’ beroemde werk werden Pieck’s tekeningen opgenomen.

Midden jaren ’80 verscheen in Japan de ‘1001 Nacht’ in vijf banden met kleurplaten van Pieck’s hand. Een typische gewaarwording om de zo bekende Nederlandse illustraties tussen Japanse karakters aan te treffen.

Kwartierschetsen

Vanaf 1963 nam Pieck deel aan de ‘Maandagavondclub’. Een club die in de wintermaanden in het Bloemendaalse Gemeentehuis in Overveen bijeen kwam om naar model te tekenen. Mannelijke en vrouwelijke modellen, naakt en gekleed, poseerden een kwartier, waarna een korte pauze volgde. Enkele zogenaamde ‘kwartierschetsen’ zijn in de collectie opgenomen. Het zijn studiebladen, waarop de tekenaar feilloos noteerde wat hij waarnam. Door Pieck’s wijze van tekenen was het uitgesloten eventuele fouten te radéren. Hij maakte dan ook geen fouten, zoals blijkt, wanneer u de schetsen aandachtig bekijkt.

Reistekeningen

Pieck reisde veelvuldig. Zijn indrukken legde hij vast in een groot aantal schetsen en ‘reistekeningen’.

In 1920 bezocht hij Felix Timmermans in Lier. Pieck’s vriendschap met de hartelijke Vlaming duurde tot de Tweede Wereldoorlog. Vlaanderen werd Pieck’s tweede vaderland. Een jaar eerder had Anton samen met zijn broer Henri, beiden als illustrator-correspondent voor een krant, al een reis door het geteisterde Duitsland en Oostenrijk gemaakt.

In latere jaren bezocht Pieck onder meer Frankrijk, Marokko, Italië, Ierland, Wales, Polen, Zweden, Zwitserland en vooral Engeland.

Het Vlaanderen van Breughel en het Engeland van Dickens keren vaak terug in zijn vele schetsboeken. Op menige fantasiekalenderplaat vindt men een geveltje dat echt bestaat. In negen van de tien gevallen is dat geveltje óf in Nederland, óf bij onze zuiderburen, óf in het traditierijke Albion te vinden.

Olieverven

Het is niet verwonderlijk dat Pieck midden jaren twintig geleidelijk overstapte van de éénkleurige grafiek naar het meerkleurige werk. Zijn bezige geest was steeds op zoek naar nieuwe uitdagingen en uitdrukkingsmogelijkheden.

In 1924 voltooide Pieck zijn eerste olieverfschilderij. In hetzelfde jaar volgden er nog drie en waarschijnlijk loopt het aantal olieverfschilderingen tegen de honderd. Vele lijken spoorloos verdwenen en afbeeldingen zijn lang niet altijd voorhanden. De doeken werden vaak onmiddellijk verkocht en reproducties waren allesbehalve gemeengoed. Bezoekers reageren dan ook veelal verrast bij het zien van de fraaie schilderingen. Werken die een heel andere zijde van de kunstenaar tonen. Kleine en grote formaten wisselen elkaar ook hier af. Impressionistische ‘smeerseltjes’, zoals Anton Pieck ze zelf noemde, en forse doorwerkte doeken. Stadsgezichten, interieurs, figuren en stillevens. Zij vervolmaken het beeld van de kunstenaar.

Gelegenheidswerk

In 1936 maakte Pieck, op verzoek van de stichting ‘Voor Het Kind’, twee nieuwjaarskaarten. Het begin van een nieuwe traditie. Inmiddels zijn er miljoenen verstuurd in ons land, België, Engeland en de Verenigde Staten. In 1938 volgde een serie van nog eens vijf ‘Voor-het-kind-kaarten’ en in 1940 nog eens twee.

Ook heeft hij vele geboortekaartjes en ‘ex-libris’ in opdracht vervaardigd.

De Efteling

In 1951 begon Pieck’s zoveelste avontuur: De Efteling. Een uniek park dat is uitgegroeid tot het grootste recreatiepark van ons land. De Efteling ontstond enige jaren voor het Amerikaanse Disneyland. Vanaf 1951 heeft Pieck er meer dan dertig jaar aan meegewerkt. Elk jaar kwam er iets nieuws bij en de Efteling werd een begrip. Niet ten onrechte ontving het park in 1971 de ‘Gouden Appel’ als één van de beste Europese recreatieoorden. Allerlei sprookjes zijn er treffend uitgebeeld. Bekende en onbekende zijn er vormgegeven met groot raffinement. Meer dan duizend tekeningen en ontwerpen getuigen van een minutieuze voorbereiding.

Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de Efteling werd op 9 oktober 1992 een gedenkzuil onthuld ter herinnering aan drie prominente mensen van het eerste uur die, ieder met hun eigen inbreng, de succesformule van de Efteling gestalte gaven. Een eerbetoon aan mr. R.J.Th. van der Heijden, Peter Reynders en Anton Pieck.

Het Autotron

In 1968 ontving de toen 73-jarige Pieck het verzoek een onderkomen te ontwerpen in het Brabantse Drunen voor de verzameling old-timers van de heer Lips. Hoewel Pieck zeker geen bewonderaar was van de moderne techniek, deden die oude auto’s hem wel wat. Vanaf die tijd vindt men ze ook terug in zijn kleurtekeningen.

Het tentoonstellingsgebouw werd in 1972 geopend. Een imposant complex met een geweldige expositieruimte, kantoren en restaurant ‘De Waegenburcht’.

Later werden de auto’s wegens plaatsgebrek verplaatst naar Rosmalen. Het fraaie gebouw in Drunen kreeg een andere bestemming.

Video